Er hangen twee Air France stewardessen boven mijn tot dan toe slapende
dochter (van 2,5). Ze ligt zo’n beetje half in een stoel die zojuist geheel
zelfstandig van de ligstand in de rechtop stand is bewogen. Ik heb op een
belletje gedrukt nadat man J. - “Joost,
Joost! De stoel gaat van de ligstand in de rechtop stand, wat denk jij dat we
nu het beste kunnen doen?” - het ook allemaal niet meer wist. (Oké, niet helemaal waar, doordat ik riep van ‘Joost
Joost’, was het hele vliegtuig al gealarmeerd en in opperste staat van paraatheid
etc. geschoten en was dat belletje op zich niet broodnodig meer). Er komen dan
ook vrij snel twee stewardessen aangesneld.
Stewardess 1 oppert, “Oh, ik weet wat!” En ze rukt aan de achterkant van de
stoel waardoor de stoel in één keer naar beneden zakt en mijn dochter in een
soort vrije val meeneemt. Ze blijft slapen. Totdat de stoel uit zichzelf na 5
seconden weer omhoog komt. Daar wordt ze wel wakker van ja.
“Non”, zeg ik in mijn beste Frans, “dat werkt dus niet.” En ik schud mijn
hoofd en zucht zoiets van “Oh oh oh” (ook in het Frans).
De stewardessen hebben inmiddels ook geen idee meer. Het baart me toch
enigszins zorgen zo hoog in de lucht. Dit zijn dan de vrouwen die mij een
relaxt gevoel moeten geven als we bijvoorbeeld neerstorten en met zijn allen,
inclusief groepsgevoel, van de glijbaan zullen roetsjen. Je wilt er niet aan denken, maar
je doet het toch. Zeker als je bijvoorbeeld naast je kijkt en de stoel die
eerst leeg was, ineens gevuld is door Han Peekel (“Zo mam, dát is een dikke
meneer!”) Niet echt natuurlijk, want het is een Zuid-Afrikaan. Het maakt de
beslissing 'Wie gaat er zitten naast dochter B. die waarschijnlijk wakker wordt
gedurende de nacht' wel makkelijker, maar het vliegtuig toch ook een stukje zwaarder.
Terug naar de stewardessen.
Stewardess 1: “Nee, ik heb verder geen idee. heb jij een idee?”
Stewardess 2: “Nee, ik heb ook geen idee.”
Stewardess 1: “Misschien heeft Irene een idee.”
Stewardess 2: “Ja, laten we het Irene vragen.”
Ik: “Nou, die Irene moet het gaan doen, wat houdt jullie nog tegen?” Ik word er bijkans assertief van, van dit getreuzel. In gedachten zie ik mezelf al iedereen met een fluitje richting glijbaan jagen omdat zij het vertikken omdat ze eerst toestemming aan Irene moeten vragen. De stewardessen lopen weg, mij en mijn half slapende dochter achter latend.
En ze had al niet zo’n beste dag, mijn dochter dan.
Als we nog geen uur onderweg zijn op onze reis van Zuid-Afrika naar
Nederland (Durban-Johannesburg-Parijs-Amsterdam), moet dochter B. plassen. “Oh,
ik moet plassen!” en dat blijkt eigenlijk vrijwel direct te zijn. Met een grote
glimlach wordt outfit één vakkundig onder gepiest. Tijdens de eerste vlucht van
een uur wordt ze steeds stiller en als we zo lang taxiën dat ik het gevoel
krijg dat we het hele stuk sowieso beter helemaal hadden kunnen rijden in plaats van vliegen, moet
ze spugen. “Ik moet spugen!” Dus ik pak het kotszakje en hup, álles precies
in het zakje, geen spatje ernaast. Dat zou mooi zijn hè? Maar het is niet waar. Man J. reikt me namelijk een dícht kotszakje aan (“Waarom geef je me nou
een dicht zakje, sjonge jonge JONGEN!”) en peuter dat maar eens open onder
zoveel druk.
Maar goed, de vlucht dus. Irene heeft ook geen idee, dus we leggen dochter B.
naast een inmiddels zwaar snurkende Han Peekel, de stoel zakt ‘s nachts ineens weer
wél in de ligstand en dat is vlak voordat alle lichten aangaan en we
moeten ontbijten en van al dat licht wordt Han Peekel ook wakker en hij rijst met zijn Air France slaaplap nog zo half op zijn hoofd uit zijn stoel waardoor hij
eruit ziet als een enorme piraat en vanaf nu kan het alleen maar beter worden
nietwaar? Tot de terugreis dan tenminste.
No comments:
Post a Comment