Wednesday 20 March 2013

Het toetje van de dag


Ik zit met zoon Boris (zeven) in de auto. We rijden terug van een zwemwedstrijd op school. Ik vraag hem hoe het ging, terwijl ik zelf eerlijk gezegd volledig uitgeput in mijn autostoel hang. Eigenlijk moet iemand nu aan míj vragen hoe het gaat en dat ik dan kan zeggen dat het ‘Allemaal zo vreselijk inspannend was, het aanmoedigen en ook zo stressvol joh!’ maar zo werkt het dus niet hè, het ouderschap. Het is maar oneerlijk allemaal, waarom krijg je bij de geboorte niet gewoon een lijst met dingen mee die je jaarlijks gemiddeld kunt verwachten en bijvoorbeeld drie verantwoorde handelwijzen. Dat zou nog eens een hoop oefenen op je eigen kinderen schelen.

Eigenlijk begon het ALLEMAAL een dag eerder al, toen we het schema gemaild kregen.
Ik: “Jeetje Boris, ze hebben je in het snelste zwemgroepje geplaatst!”
B: “Ja, dat weet ik mam. Goed hè!”
Ik: “Ja nou, jazeker wel, maar dat betekent dus ook dat de kans dat je wint heel erg klein is.”
B: “Hoezo?”
Ik: “Nou, daar zwemmen hele snelle jongetjes in die ook na school nog trainen, enzo.”

Ik hoor het mezelf zeggen en ik denk ‘JA hoor, nu maak je er dus een ding van.’ En ik verwijt mezelf ook dat ik zeg dat andere jongetjes na school trainen, want misschien zijn ze ook gewoon sneller. Waarom ben ik nu al bezig mijn zoon te behoeden voor een mogelijk falen? Waarom is zo’n zwemwedstrijd niet gewoon een leuk futiliteitje tussendoor of op z’n ‘serieust’ iets dat hem leert om te gaan met winnen en verliezen. Dat had ik me ook voorgenomen, dat als ik als moeder van grote kinderen NIET competitief zou zijn, NIET langs de lijn zou staan schreeuwen en al helemaal NIET nerveus zou worden van hun wedstrijdjes.

En wat gebeurde er? Met een bonzend hart zit ik naast man J. en we moedigen onze zoon aan.
Ik: “Stressvol hè, ik hoop zo dat hij het goed, dat zou echt goed voor zijn zelfvertrouwen zijn. Vind jij het ook zo spannend? Ja toch?”
Man J: “Neuh.”
Ik: “Helemaal niet?”
Man J: “Neuh.”
Ik: “Sjonge jonge, laat maar. Oh kijk, daar gaat hij, KOM OP BORIS!”
En daarna moedig ik - de blikken van man J. die het natuurlijk allemaal weer níet spannend vindt negerend - schreeuwend zijn team aan, ik knipoog onafgebroken naar hem waarbij ik ook continu twee duimen opsteek, geef hem nog een energiedrankje en een snoepje en ik word eerlijk gezegd al nerveus van mezelf.

Goed, terwijl we terug rijden en ik in de auto naast B. hang, spreek ik mezelf dan ook vermanend toe. ‘En NU kappen ja, je gedraagt je.’
B: “Nou het ging goed hè mam, ik zat steeds bij de snelsten.”
Ik: “Zeker! En vond je het spannend?”
B: “Ja best wel.”
Ik: “En wil je er nog iets over vertellen?”
B: “Neuh.”
Ik: “Helemaal niks?”
B: “Neuh. Of misschien wel, ik ben eigenlijk wel heel erg benieuwd…”
Ik: “Ja, ja, ja vertel maar, je kunt mij álles vertellen!”
B: “Wat eten we vanavond voor toetje mam?”

Sjemig, wat wordt hij groot, wat ben ik opgelucht dat mijn stressgenen klaarblijkelijk niet dominant zijn en wat ben ik ineens trots.

Dit stukje verscheen ook op oudersonderling.nl

No comments:

Post a Comment