“Zijn jullie
verdwaald?”
De stem klinkt ergens
achter ons, terwijl ik net met dochter (Lucie, 3) de wc in het rugby
stadion van de Sharks uitloop. We leven in de rust en reeds vele billen gingen ons voor. Normaal gesproken wacht ik in de rij, neem een hap lucht als ik aan
de beurt ben, hang zo’n beetje half boven de pot, doe met twee vingers de deur
weer open, adem uit, was mijn handen en snel naar buiten. Maar, met een kind,
toch andere koek.
“De bril is
smerig Lucie.”
“Mam, hier zit
nog iets.” (Raakt met beide handen pot aan) “Oh poofie (Zuid-Afrikaans voor 'smerig') dit is nat hoor!”
“Jahaaa.” (Zucht
ik, want ik ben die hele plee nu al tering zat. Je zou stiekem willen dat ze
een luier droegen tot ze volledig zelfstandig naar de wc kunnen, maar de
waarheid is dat we met z’n allen hebben bedacht dat dát sociaal,
maatschappelijk, pedagogisch etc. niet verantwoord is en dus hang je kokhalzend brillen poetsend met je neus boven diverse potten).
“Ik til je wel
even op de wc Luus.”
“Neeeee! Ik gaat
zelluf zitten.” (Klimt op de wc en houdt daarbij de bril met beide handen
vast).
“Nu moet jij
weg.” (Waarop ik het hokje uit loop en verontschuldigend glimlach naar de hele
rij mensen terwijl ik naar binnen roep: “Niet de deur op slot doen!”)
“Ik ben klahaar!”
Vervolgens ga ik
zelf, laat de deur op een kier, maar niet zover dat iedereen mij kan zien, wel
zover dat ik Lucie kan zien en stevig genoeg dat Lucie de deur niet ineens opent.
En als ik dat ook – van de pure stress toch alle dampen in- en uit ademend – heb
overleefd en we buiten staan, klinkt die stem.
Of dat we
verdwaald zijn. Het zou op zich een filosofische gedachte kunnen zijn. Immers,
zijn we niet allemaal op de een of andere manier verdwaald in het landschap des
levens. Maarrrr we zijn bij de rugby. Ik zou niet willen beweren dat het plat
is, maar in ieder geval behoorlijk in het hier en nu: “Tackle hem nou toch,
TACKLEEE!! Ja, zo ja briljante tackle.”
Dan zegt de stem:
“Je ziet er knap uit.”
Om te vervolgen:
“Jullie zien er allebei knap uit, maar jou zou ik wel mee naar huis willen nemen
en die kleine niet.”
Het is ergens een aantrekkelijk
zinnetje en dus doe ik iets wat ik niet had moeten doen.
Ik kijk om.
En daar staat een
soort dwerg met een enorme emmer bier in zijn twee handjes, een spijkerbroekje
en gezonde blozende wangetjes. Zijn vriend staat er zo’n beetje hulpeloos grinnikend
en schouder ophalend naast. Rien Poortvliet dringt zich in een hoekje van mijn
gedachten aan me op. Ik duw Rien weg en bedenk me opgelucht ‘Oja, kinderen en dronken
mensen spreken de waarheid!’ Alhoewel ik me wel prompt afvraag of de waarheid in
zijn hoofd is: “Eush, wat een enorme prooi van twee koppen groter (ik dus) heb
ik hier in het vizier! Die neem ik mee naar huis, ik denk dat ze dat vast een heel goed idee vindt!
En dat we dan bij zijn huis aankomen en dat hij naar binnen wandelt en dat ik
er dan achteraan kruip door het deurtje en zeg: “Goh stijlvol, die rood met
witte stippen op je paddenstoel” Nah, heel veel tijd om erop door te
filosoferen heb ik niet, want – los van het feit dat mijn fantasie hier gewoon
ophoudt – begint de wedstrijd weer. Dus ik mompel: “Nou, ik moet gaan hè
mannetje, doei.”
De wedstrijd
eindigt in een nederlaag en dat is echt waar en vastgesteld door de
scheidsrechter, dus ja, daar leg je je gewoon bij neer.
No comments:
Post a Comment