Wednesday 31 October 2012

De Waarheid


“Zijn jullie verdwaald?”
De stem klinkt ergens achter ons, terwijl ik net met dochter (Lucie, 3) de wc in het rugby stadion van de Sharks uitloop. We leven in de rust en reeds vele billen gingen ons voor. Normaal gesproken wacht ik in de rij, neem een hap lucht als ik aan de beurt ben, hang zo’n beetje half boven de pot, doe met twee vingers de deur weer open, adem uit, was mijn handen en snel naar buiten. Maar, met een kind, toch andere koek.
“Mam, waarom maak je de hele bril schoon?”
“De bril is smerig Lucie.”
“Mam, hier zit nog iets.” (Raakt met beide handen pot aan) “Oh poofie (Zuid-Afrikaans voor 'smerig') dit is nat hoor!”
“Jahaaa.” (Zucht ik, want ik ben die hele plee nu al tering zat. Je zou stiekem willen dat ze een luier droegen tot ze volledig zelfstandig naar de wc kunnen, maar de waarheid is dat we met z’n allen hebben bedacht dat dát sociaal, maatschappelijk, pedagogisch etc. niet verantwoord is en dus hang je kokhalzend brillen poetsend met je neus boven diverse potten).
“Ik til je wel even op de wc Luus.”
“Neeeee! Ik gaat zelluf zitten.” (Klimt op de wc en houdt daarbij de bril met beide handen vast).
“Nu moet jij weg.” (Waarop ik het hokje uit loop en verontschuldigend glimlach naar de hele rij mensen terwijl ik naar binnen roep: “Niet de deur op slot doen!”)
“Ik ben klahaar!”
Vervolgens ga ik zelf, laat de deur op een kier, maar niet zover dat iedereen mij kan zien, wel zover dat ik Lucie kan zien en stevig genoeg dat Lucie de deur niet ineens opent. En als ik dat ook – van de pure stress toch alle dampen in- en uit ademend – heb overleefd en we buiten staan, klinkt die stem.

Of dat we verdwaald zijn. Het zou op zich een filosofische gedachte kunnen zijn. Immers, zijn we niet allemaal op de een of andere manier verdwaald in het landschap des levens. Maarrrr we zijn bij de rugby. Ik zou niet willen beweren dat het plat is, maar in ieder geval behoorlijk in het hier en nu: “Tackle hem nou toch, TACKLEEE!! Ja, zo ja briljante tackle.”  
Dan zegt de stem: “Je ziet er knap uit.”
Om te vervolgen: “Jullie zien er allebei knap uit, maar jou zou ik wel mee naar huis willen nemen en die kleine niet.”
Het is ergens een aantrekkelijk zinnetje en dus doe ik iets wat ik niet had moeten doen.
Ik kijk om.
En daar staat een soort dwerg met een enorme emmer bier in zijn twee handjes, een spijkerbroekje en gezonde blozende wangetjes. Zijn vriend staat er zo’n beetje hulpeloos grinnikend en schouder ophalend naast. Rien Poortvliet dringt zich in een hoekje van mijn gedachten aan me op. Ik duw Rien weg en bedenk me opgelucht ‘Oja, kinderen en dronken mensen spreken de waarheid!’ Alhoewel ik me wel prompt afvraag of de waarheid in zijn hoofd is: “Eush, wat een enorme prooi van twee koppen groter (ik dus) heb ik hier in het vizier! Die neem ik mee naar huis, ik denk dat ze dat vast een heel goed idee vindt! En dat we dan bij zijn huis aankomen en dat hij naar binnen wandelt en dat ik er dan achteraan kruip door het deurtje en zeg: “Goh stijlvol, die rood met witte stippen op je paddenstoel” Nah, heel veel tijd om erop door te filosoferen heb ik niet, want – los van het feit dat mijn fantasie hier gewoon ophoudt – begint de wedstrijd weer. Dus ik mompel: “Nou, ik moet gaan hè mannetje, doei.”

De wedstrijd eindigt in een nederlaag en dat is echt waar en vastgesteld door de scheidsrechter, dus ja, daar leg je je gewoon bij neer.

No comments:

Post a Comment