Tuesday 28 August 2012

Strijdlustig


‘Ik ben de beroerdste niet’ moest het worden. Ik dacht na over een nieuwe slogan voor moi. Het mocht ook een motto zijn. God weet waarom. Misschien om grip te krijgen op mezelf of misschien had ik gewoon cheerleader moeten worden in een eerder leven of  toen ik de leeftijd er voor had. Of bij de majorette! Witte laarsjes en een blauw pakje, mooi dat ik er niet bij mocht.
Goed, ik ben de beroerdste niet. De slogan van de dag. Van de week! Of misschien wel gelijk van mijn leven. Je kunt het altijd gebruiken. Alhoewel ik ook gelijk dacht, wat betekent het nu echt, deze tekst? Er zijn dus beroerdere mensen en tegelijkertijd minder niet beroerde mensen. Misschien moet je ook niet overal over nadenken. Als je kikkerbillen eet denk je ook niet aan het maag-darmkanaal dat je mee verslindt tenslotte. Nou ja, vanaf nu dus wel, maar waarom zou je ze überhaupt eten. Het is net kip, maar dan extreem klein.

De eerste activiteit van de dag met het nieuwe motto was: naar de tandarts gaan. De tandarts, klein gedrongen, gespierd (lees hier meer over mijn eigenste tanden fee) etc. was er nog niet.
“Hij is er nog niet.” De assistente.
“Ok” zei ik, “geeft niet”.  Het gaf wel, maarrrr ik ben de beroerdste dus niet.
De assistente vroeg: “Waarom ben je hier eigenlijk?”
Ik keek haar een beetje hulpeloos aan. Ik vond het een vraag voor de jury van Idols. Zo’n vraag waarvan de moed je gelijk in je schoenen zakt. Dat je stem niet meer bij je dansje en je outfit en OH GOD dat je gruwelijk afgaat terwijl de camera op volle toeren inzoomt. Gelukkig was ik bij de tandarts.
De assistente keek hulpeloos terug, maar dat deed ze altijd wel eigenlijk. Het is de tandartsassistente look. Altijd klaar om ‘Ja sorry, ik lette even niet goed op/ ik heb mijn dag niet/ mijn man heeft me verlaten, te zeggen als ze ineens iets onhandigs doet met een dingetje met een haakje. In je wang!
Ik zei, “Ik kom op controle.”
“Hoezo?” Vroeg de assistente.

Ik wilde een hulplijntje inzetten. Dat had ik bij de orthodontist ook gedaan toen hij vroeg: “Zullen we het beugeltje er gelijk maar inzetten dan?”
“Ik ga even mijn man bellen om te overleggen.” Antwoordde ik en ik sprong zo hup van de stoel. Nou ja zo hup vanuit liggende positie ook weer niet. Ik hopte eerste met mijn billen op de stoel en gleed er zo’n beetje half van af. Het werd een nogal lullig geheel voor iets dat soepel en eigengereid bedoeld was.
De orthodontist liet ik beteuterd achter op zijn penny loafers. Tandartsen en de conservatieve kleding keuze. Je vraagt je soms af of ze wel eens buiten hun witte geglazuurde imperium komen, of dat ze verder echt geen idee hebben wat er verder in de wereld gebeurt en dat ze dan op een dag de Albert Heijn binnen wandelen en al dat snoep zien en dat ineens de puzzelstukjes van al die gaatjes op hun plek vallen. Mijn tandarts komt nog wel eens ergens btw. Hij zwaaide naar me in de sportschool. Ik zwaaide niet terug en keek hem een beetje bozig aan, want ik dacht ‘Wat wil dat rare kleine mannetje van me.’ Sommige mensen herken je maar in één setting.

Ik zei tegen de assistente, “Ik kom op halfjaarlijkse controle. Dat doe ik zo ongeveer elk half jaar en dat is nu.”
“Jaarlijks doen wij dat hier”, zei ze.
“Nou, dat zal dan wel, maar ik kom uit Nederland en daar doen we het elk half jaar en bovendien heb ik een gaatje denk ik, dus ik ga hier alvast even liggen.” En ik klom gedecideerd in de stoel. “Oh, ik hoef geen verdoving hoor, want ik heb ook drie kinderen gebaard.” Dat laatste sloeg echt nergens op want ik wil altijd een verdoving, maar voor het overige verbaasde ik me over mijn eigen daadkracht en bedacht me dat ik hoognodig mijn motto aan moest passen.

No comments:

Post a Comment