‘Heb je wel eens eerder
gefietst?’, vraagt de mountainbike verhuurder.
‘Nee.’
‘Nee?!’ De verhuurder kijkt
verschrikt op.
‘Ja, ja, ja, sorry, jawel,
maar, niet op een mountainbike door suikerriet enzo.’ Soms weet ik het antwoord
wel, maar komt er iets heel anders mijn mond uit. Reuze onhandig. Vooral als
het antwoord ja of nee is.
Ik ben in gedachten verzonken
en liep daarin voor het eerst hard.
Vooraf had ik bedacht dat het
nooit moeilijk kon zijn. Want, iedereen doet het. Nou is dat voor mij geen
sluitend bewijs dat ik het ook kan, maar ik had die destructieve gedachte voor
het moment even geparkeerd en waande me een Teletubbie in een groen
heuvellandschap met onbeperkte mogelijkheden.
Het is onwaarschijnlijk dat
juist de Telebubbie goed kan hardlopen, maar ik had die geruststellende wei al
in mijn hoofd en ineens liep daar ook een Teletubbie in een hardloopbroekje
doorheen. Ik begreep ook niet waarom het geen fijne gespierde man was, maar je
kunt je gedachten niet altijd sturen zo bleek maar weer.
Het zag er niet uit en los
daarvan: Een afgetrainde Teletubbie die keihard de berg op en af rent,
push ups en sit ups doet en dat allemaal onder begeleiding van hard ‘oh oh’
geroep? Totaal ongeloofwaardig.
Op mijn hardloopcarrière
bleek vooral ‘oh oh’ van toepassing. Ik begon met rennen, het ging over in
sjokken en zo bereikte ik het einde van de straat. In mezelf zei ik: ‘Dit gaat
‘m nooit worden’, keek zo’n beetje verontschuldigend om me heen, want je weet
nooit wie je betrapt en wandelde terug naar huis.
Goed, de verhuurder
overhandigt me de fiets. Met een heel hoog zadel. Maar je laat je niet kennen,
want ook zonder ervaring roetsj je in één keer weg, is het idee.
Vervolgens rijd ik een rondje
proef met zo’n schuine bil die ik me van vroeger kan herinneren (nee mam, ik
kan echt wel op die fiets, nee hij is niet te groot! NIET!) en van de eerste
keer spinnen (never mind).
‘Prima hoor!’ Roep ik.
‘Uhm, zeker weten, niet te
hoog?!’
Bijdehand fietsverhuurdertje,
djiezus. Jaloersmakend witten tanden heeft hij ook. Zijn hele familie zit het
tafereel inmiddels vanaf een picknicktafel onder een boom gade te slaan,
terwijl ze kip met rijst te eten. Althans, het kunnen ook collega’s zijn
natuurlijk. Het is hoe dan ook vroeg voor kip met rijst.
‘Welke tocht ga je doen?’ Een
broer/ collega/ vriend/ whatever.
‘Blauw’, zeg ik. En ik denk,
tocht, tocht, ik ga gewoon een stukje fietsen, dat doen wij in Nederland iedere
dag zo’n beetje.
Hij zegt ‘Aha’, lacht een
beetje, trekt één wenkbrauw op en neemt nog maar een hapje kip.
Dan overhandigt de verhuurder
me een helmpje. In combinatie met de broek met stuk: lulligheid ten top.
Ik zet het op en wil
wegrijden.
‘Andersom mevrouw.’
Ik wil iets te zeggen over
dat ik eigenlijk toch meer een hardloper ben, dat ik zelfs, ja heus waar 21 km
ga lopen in april en pas voor het eerst mountainbike en dat hij het helmpje ook
verkeerd om aangaf. Dus wiens schuld is het nou eigenlijk?! Waarbij ik naar de
familie aan de picknicktafel kijk, zij voor de gelegenheid even stoppen met
eten, mij knikkend bijstand verlenen en zeggen: ‘Ja je geeft de helmpjes altijd
verkeerd aan lampelul.’ Maar ik vat het voor het gemak maar gewoon even samen:
‘Ja, natuurlijk stom, nou
doei hè.’
Ik zet het helmpje op, bedenk
me dat er in Zuid-Afrika echt veel kip wordt gegeten en dat een eerste keer
ongeveer nooit is wat je ervan verwacht. Daarna fiets ik heel hard weg, Joost
in mijn slipstream meenemend.
No comments:
Post a Comment