Maar als ik terug kom, zitten er ineens zo’n 100 mieren bovenop het dekbed. Lijkt me onmogelijk. Dus ik doe mijn ogen dicht. En weer open. Ze zitten er nog.
De mieren hebben zich gegroepeerd rondom ontbijtrestjes van de kinderen. Blijkbaar zijn die paar kruimels genoeg om hele troepen te mobiliseren.
Het kan ook weer alleen in het dierenrijk, dit. Ergens ontdekt een mier iets. Vervolgens loopt hij ermee naar huis en direct wakkert dat het verzamelinstinct bij de rest aan.
Alhoewel, het is niet zo dat ik ze met een vergrootglas zit te observeren. Dus het kan net zo goed zijn dat ze deze maaltijd gewoon tijdens een wandeling ontdekten. Dat sommige mieren niet eens bezig zijn met het eten, maar gewoon een beetje heen en weer flaneren. Of niet willen eten omdat ze denken dat ze er dik van worden.
“Wat is het?”
“Ja, beetje droog, maar op zich goed binnen te houden, ik denk iets van cracker ofzo.”
“Oh cracker, weet je wel niet hoeveel suiker daar in zit?!”
Maar goed. Voor ik me teveel met de mieren ga identificeren, ze moeten wel weg van mijn bed. En omdat Joost er niet is, moet ik ze ook nog zelf wegjagen.
Ik overweeg verschillende dingen. Zoals dood sprayen met mijn lievelingsspuitbus DOOM. Laten krioelen en op een matras slapen. Opstofzuigen.
En omdat ik het gewoon niet meer weet, veeg ik ze ineens met mijn hand allemaal dood. Het voelt heel vies, allemaal kleine balletjes onder mijn hand.
Gelukkig gebruik ik maar een hand. Het is denk ik mijn hier ontwikkelde ‘taarten bak reflex’: met een hand kneed je, en de andere schone hand gebruik je om ingrediĆ«nten toe te voegen. Wat overigens een zinloze exercitie is, want ik vergeet altijd van te voren de dopjes van de ingrediĆ«nten af te schroeven. Dus het wordt sowieso alsnog een teringzooi.
Daarna zuig ik ze op. Dan ontdek ik dat er nog een paar van het raam naar het bed marcheren. Die troepen vernietig ik ook. Maar wat nu verder? Als er niemand terugkeert van het strijdtoneel begrijpen de achterblijvers dan dat het een dead end is? Voor de zekerheid zet ik mierenlokdoosjes neer.
Maar godgloeiende waar zijn die mierenlokdoosjes? Ik zie geen andere uitweg en ik bel Joost.
“Hoi.”
“Hee? Ik heb mijn Sabreur diploma en we kleden ons nu om voor het ‘loveboatfeest’.
Hoe is het daar?”
“Als je het perse wil weten ok, maar waar zijn de mierenlokdoosjes?”
Het feest staat echt mijlenver af van mijn slaapkamerprobleem.
En aan de andere kant, als je ons van boven ziet, zien we er allebei waarschijnlijk even druk uit.
No comments:
Post a Comment