Thursday 11 August 2011

Opgelost

Op de Ipad lees ik over het alternatief van cremeren en begraven: resomeren.
Ik vraag me af of ik wil oplossen als ik later dood ben. Of toch liever niet. Want, wie wil er nou worden opgelost? Liever blijf je mysterieus achter. En nog los van het mysterie, van mij hoeven ze na mijn dood niet perse te zeggen:
“Zo kijk eens wat een lekker klein zakje botgruis er van dit mevrouwtje overblijft.” 
Dat ik milieutechnisch misschien interessant ben, maar dat dat van die zware botten altijd een fabel is geweest.


En terwijl ik dus in deze ingewikkelde discussie met mezelf verzeild ben, komt de maid binnendweilen. Ze ziet eruit alsof ze naar een festival is geweest.
“Wat heb jij nu weer gedaan?” Vraag ik haar.
“Ik heb zo hard gezongen en gedanst!” Roept ze met schorre stem.
Blijkbaar was er dit weekend een bijeenkomst van de kerk.

Ik heb niet zo heel veel met het geloof. Ik denk af en toe wel 'wat nu als je dood bent, dan is alles dus voorbij’. Het is een verstikkende gedachte.
In iets geloven zou in theorie dus louterend kunnen werken. Dan is dit hele aardse sjalaliesjalala bovendien ook nog ergens goed voor. Maar het lukt me gewoon niet.
Dat is al vroeg begonnen. Ik wist eerder van het bestaan van Robert Long dan van God cs. Wij zongen thuis vooral heel hard “Jezus redt! Jezus redt! Alle mensen opgelet (…)”
Daarna heb ik me misdragen tijdens bijbelles en toen ik me Grote Dingen ging afvragen was het al te laat. Waarschijnlijk omdat ik van het soort ben dat iets pas serieus kan nemen als:
A: iemand iets doet, vindt of zegt waar ik veel respect voor heb; of
B: het bewezen is (bij voorkeur wetenschappelijk).

Het enige dat wij wel van het geloof hebben zijn het kerststalletje van little people (een speelgoedmerk) en het kinderboek “God”. Het boek gaat over een jongetje dat best graag door God opgehaald wil worden. God is een konijn, vindt iedereen lief, eet wortels èn vindt dat alle konijnen blij moeten zijn met hun wortels. Hij heeft daarnaast de gave zijn kinderen en zichzelf in slaap te toveren. Maar om wakker te worden heeft hij wel een wekker nodig.
Tot zover de bijbelse literatuur.
Het kerststalletje is een doorsnee stalletje, maar dan in een soort lilliputter uitvoering. In een kribbetje ligt dan ook een klein, gedrongen Jezusje.
Boris wilde het stalletje hebben. Er zitten allemaal handige hekjes bij waarmee je kunt bouwen.
“Waar is het kasteel van Jezus?”
“Waar is het kasteel van Jeheeeeezus?”
Ik haal het kerststalletje uit de kerstdoos.
Boris bekijkt alles, houdt de baby omhoog en vraagt:
“Wie is eigenlijk de vader van Jezus?”
Dus ik zeg “God”. Boris kijkt me heel moeilijk aan. En zegt:
“Hoe kan dat nou weer, je liegt mama. God is toch een konijn?”

Ik zucht. Het is en blijft een mysterie hè, die God.

No comments:

Post a Comment