Ter
illustratie vouwt C. haar handen over haar hoofd, middelvinger tegen
middelvinger en duim tegen duim, zoals je ook ongeveer Bassie’s haargrens zou
aangeven. We zitten
in de auto en doden de tijd met een gesprek over ‘Flip in hair’. Wat
moet je anders op een illuster parkeerterrein naast de snelweg. De motor
draait, de airco loeit, we bezetten de plek van meneer (of mevrouw) Mtombo en
wachten op de persoon met de kleine auto. Een scène uit Bassie en Adriaan is er
niks bij.
‘En
het glijdt er niet uit?’ Vraag ik.
‘Nee’,
zegt ze.
Ook
niet als je zo doet? En ik beweeg mijn wenkbrauwen heel snel op en neer. Niet
dat ik zo vaak verbaasd ben, maar het ‘wenkbrauw optrekken’ heeft de potentie
zich tot een zenuwtrekje te ontwikkelen. En dat is niet alleen verwarrend:
‘Sorry,
zei ik misschien iets raars?’
‘Nee
hoezo? ‘
‘Nou,
je kijkt zo verbaasd.’
‘Ja,
nu wel ja!’
Maar
het is natuurlijk ook gewoon lullig als je nephaar plotseling een eigen leven
gaat leiden en zich halverwege de dag zelfstandig opwerkt. En dat mensen er dan
niks van zeggen omdat ze dat lastig vinden, maar je wel zo stiekempjes heel
vreemd aankijken en dat je vervolgens thuis in de spiegel dat punthoofd ontdekt.
‘Nee,
het blijft echt heel goed zitten. En je hebt het in 80 kleuren en iedereen
heeft het. BN’ers enzo, maar ook veel gewone mensen.’
‘Ok.’
Zeg ik. En ik vraag me af of ik dat nephaar dan ook zou dragen naar de
supermarkt en waar ik het op zou bergen als ik het niet draag. Wat nog wel een
issue kan zijn, want wat als je het niet kunt vinden en je hebt haast? Dat je
dat nephaar heel snel in moet doen en dat je het dan scheef opzet en er ipv
aantrekkelijk vooral uitziet als een typetje van ‘t één of ander.
‘En
is het dan niet warm?’ Vraag ik.
Mijn
referentiekader is Zuid-Afrika. Het is hier bloedheet. Ik zou bijvoorbeeld best
een hip kapsel met een pony willen, maar een reepje haar op mijn voorhoofd waar
ik dan steeds met een doekje zweet onder vandaan moet poetsen?
Zo’n doekje
raak je toch kwijt in je tas.
En
het is ranzig.
Ooit,
toen ik 15 was zat er een mevrouw in de trein naar Frankrijk, met haar dochter
en haar man. Mijn moeder, mijn zusje en ik zaten de hele dag en nacht met
elkaar (en die mensen) opgescheept, want we deelden een zespersoons couchette.
De dochter droeg een klein strak jurkje, wat verder nu niet relevant is, maar
me blijkbaar wel bijgebleven is en de moeder had haar geverfde en gepermanente
haren voor de gelegenheid bij elkaar gebonden in een soort knotje. Het maakte
voor de warmte niet uit.
Elke
vijf minuten haalde ze een schmutzig doekje uit haar tas waarmee ze in haar nek
en tussen haar borsten depte waarnaar ze de vangst op het doekje inspecteerde.
Ze moest het dus wel vaker doen, want anders keek ze wel schielijk op het
doekje en niet zo openlijk.
Goed,
M. van de kleine auto arriveert en de
kleine auto start niet.
Dus.
We
staan op een illuster parkeerterreintje en de auto start niet.
Dat
hele nephaar en mijn opbergcrises verdwijnen in een VLOEK en een zucht naar de
achtergrond.
Bovendien,
waar hebben we het over. Iedereen in Zuid-Afrika - gewoon of niet - heeft een
pruik, een haarstuk of ingevochten nephaar. En wij westerlingen kunnen al niet
dansen, dus dan in godsnaam maar dat ingevlochten nephaar.
Overigens
ga ik het denk ik toch ook maar kopen.
No comments:
Post a Comment