“Hi”, zeg ik tegen het reusachtige meisje van de
douane.
“Wat is dit?” Antwoordt ze. En ze beweegt twee
potjes tussen de duim en wijsvinger onder mijn neus heen en weer.
“Uhm, babyvoeding en babymelk?”
Het lijkt wel een wiskundeproefwerk. Wist ik zeker
dat ik het goed had, zei een stemmetje in mijn hoofd; ‘strikvraag, strikvraag!’
Had ik uiteindelijk alles fout.
“Helft proeven.” Zegt ze dan.
Ik kijk haar vol ongeloof aan. Achter ons staan
drie vermoeide kinderen, waarvan een in een maxi-cosi. Aan de rugtassen hangen
knuffelbeesten en op de tickets staat dat we met z’n vijven van Amsterdam via
Londen en Johannesburg naar Durban vliegen.
Mijn bloeddruk stijgt, terwijl ik tot 10 tel.
En ik proef.
“Sorry, ik zag u niet proeven?”
“Misschien zou jij eens wat meer kunnen proeven, in
plaats van alles op te eten, dan zat je broek nu niet zo strak.” Maar dat is
slechts een scenario dat zich in mijn hoofd afspeelt.
In werkelijkheid zeg ik: “Hè ja, lekker!”
Ik proef, noteer haar naam en we lopen door.
Want in de praktijk ben ik vooral
die-moeder-met-voorbeeldfunctie en wordt min (boze douane) en min (verdrietige
kinderen) nooit plus.
No comments:
Post a Comment