Friday, 13 May 2011

Onder invloed van safari


Ik sta in de dagelijkse file naar de school van Boris en Lucie. We staan abrupt stil. Met meer geluid dan normaal. Blijkbaar is het busje voor mij ineens gestopt en doet een automaat wat hij moet doen. Doorrollen als je je voet niet op de rem hebt.

Een meneer stapt uit. Rood aangelopen, heftig nee schuddend. Stropdas met safariprint stevig om zijn nek gesnoerd in een poging de openstaande knoopjes van zijn boord te verbloemen. De safaridas heeft een hoop papieren vast waarop hij direct driftig aantekeningen begint te maken.
Mijn opa vertelt me wel eens over mijn vader als klein jongetje. Hoe mijn vader met een notitieblokje langs de flat loopt en met een gewichtig gezicht huisnummers noteert. Als een soort minipostbode of mini inspecteur. Het beeld popt nu ook weer op.

“You are in big trouble mem, cause this is a police vehicle”, zegt de safaridas vervolgens geruststellend. 
Ik ben al wat shakie, zeg tegen mezelf dat de kinderen achterin zitten, de hele school voorbij rijdt en dat het dus onverstandig is te gaan huilen. 
“Why?” piep ik. In een ultieme poging stevig over te komen.

Joost vliegt ergens, dus ik bel vrienden. En ineens realiseer me dat ik vrienden bel na vier maanden Zuid-Afrika. Dit lichtpuntje wint het even van mijn verder slechts als ‘kut’ te bestempelen gemoedstoestand.
In de tussentijd vertelt de safaridas een onsamenhangend verhaal. Over de botsing, mijn papieren die niet in orde zijn en vooral over zijn werk voor de commercial crime unit op de 10e verdieping. Ik ben niet van plan hem daar op te zoeken, maar het gevoel bekruipt me dat hij daar anders over denkt.

We (Joost is inmiddels geland) gaan op advies van de leasemaatschappij naar het politiebureau om aangifte te doen. We zijn aan de beurt na een mevrouw die net overvallen is. De realiteit van Zuid-Afrika roept ons weer even tot de orde. De politiebeambte ook. Omdat ik een politiebusje heb geraakt moet een speciale procedure gevolgd worden.

En zo zit ik twee uur later toch bij de safaridas. In een bedompt vergaderzaaltje op de 10e verdieping. Samen met een dame van Ernst & Young. Alleen gaan was geen optie.
De safaridas zegt dat hij het heel druk heeft en dat we geluk hebben dat we even tussendoor konden. Hij kopieert al mijn documenten (onder andere het certificaat van mijn safe driving course, van drie maanden geleden) en begint met schrijven. Dan legt hij zijn pen neer, kijkt op en zegt: “Ik ken ook iemand bij Ernst & Young.”
De laatste keer dat ik dat in Zuid-Afrika hoorde ging het over de bakfiets.
Hij noemt een naam. En nog een. Maar de dame van Ernst & Young kent ze niet. Hij pent stevig door, kijkt nog eens op en noemt een andere naam. Maar helaas, ook deze persoon is onbekend.

We stappen weer in de lift. De safaridas zegt nog maar eens dat hij het zo druk heeft. 
“Ja”. Zeg ik. Meer in de ruimte dan tegen iemand in het bijzonder. En omdat ik niet zo goed tegen stilte in de lift kan zeg ik ook nog: “Het is bijna weekend”. 
En een gevoel van medelijden bekruipt me. Voor de safaridas op de 10e verdieping, zijn plastic schoenen en zijn bijna weekend.
Als we bijna beneden zijn zegt hij uit zichzelf: “My wife works right round the corner.” En we halen alle drie opgelucht adem. 

No comments:

Post a Comment