Wednesday 11 April 2012

Aan de race


In paniek schrik ik wakker. Het is de nacht voordat we 21 km rennen in Kaapstad. Heuvel op strompel ik, terwijl ik steeds denk ‘ik kan niet meer’ tot ik langs de kant van de weg een bekende zie. Ik barst spontaan in snikken uit, schop mijn schoenen de berm in en dat is dan dat.
En dan ben ik dus klaarwakker en is het nog lang geen tijd om te rennen. Ik denk wel, als ik gewoon nu ga heb ik het maar gehad. Dat had ik de avond ervoor eigenlijk ook al bedacht en uitgesproken, maar dat leidde alleen maar tot de reactie: ‘Dat is echt een belachelijk idee!’ En dat is het natuurlijk ook.
Dus ik laat, wakker als ik ben, het gesprek met moeders op school de revue nog maar eens passeren.
‘Of er langs het parcours wc’s zijn?’
‘Ja, of dat die er dus zijn,’ vat ik de vraag gemakshalve even samen.
De twee moeders van school kijken elkaar hulpeloos aan, daarna kijken ze mij weer hulpeloos aan en dan elkaar weer. Juist als ik me af begin te vragen of ze wel weten wat een wc is, geeft er één antwoord.
‘Nee, ja, nee, ja ze staan er wel, maar je hoeft eigenlijk nooit, zegt ze aarzelend. Nee, je hoeft eigenlijk nooit,’ voegt de ander opgelucht toe. Waarop ze een gesprek beginnen over de beste kleding om in te rennen en energiegel die je moet consumeren voordat je 4 km heuvel opwaarts rent.
Heuvel opwaarts?! Denk ik even, maar ik heb andere prioriteiten in de rangorde van vragen stellen.
‘En dat werkt niet laxerend of zo?’ Het beeld van dat je heul nodig moet terwijl je als een hinde soepeltjes 21 km aflegt, heeft zich aan me opgedrongen, dus ik moet het weten. ‘Nee, of althans, dat hebben wij in ieder geval nog nooit meegemaakt toch? Nee, dat hebben wij nog nooit meegemaakt.’

En omdat ik dan nog steeds wakker ben denk ik aan dingen die erger zijn dan 21 km rennen. Met op afstand, 56 km rennen, gevolgd door poep van de kinderen uit bad scheppen (of poep van een handdoek schrapen omdat die handdoek voor het poepen door dochter L. in de wc is gepropt), wonen in een krottenwijk en ik denk ook even aan Corky van de gelijknamige televisieserie uit de jaren 80. Had ik op maandag een proefwerk? Geen zorgen, gewoon zondagavond even Corky kijken die ondanks zijn geestelijke beperking toch een heel gelukkig leven leidde, zo op het oog.
Dus. Waar maak ik me eigenlijk druk om.

En zo sla ik me door de nacht heen en stuiteren we om 5 uur in de taxi naar de start.
Ik denk nog maar eens aan Corky, vraag me af of ik honger ga krijgen, of mijn muziek in de juiste volgorde op mijn iPhone staat, wat nu als het gaat plensregenen en of die energiegel wel in het zakje van mijn broek blijft zitten en niet zoals mijn autosleutel laatst geluidloos ergens op de grond viel, wat leidde tot een paniekaanval en het bewijs dat ik vrij goed een sprintje kan trekken als het per se moet.
En daarna poppen toch die wc’s langs het parcours weer op. Misschien omdat ik, terwijl ik de aanbevolen banaan eet, mensen zie queue’en voor van die festival wc’s en ik bij ‘wc’s langs het parcours’ mezelf tot op heden nog niet had ingebeeld op zo een gore Dixie plee.
In de tussentijd lijkt J. vrij rustig onder de hele situatie, maar neemt wel spontaan het Zuid-Afrikaanse accent over. Ineens hoor ik ‘Dankie’, waarop ik hem heel verbaasd aankijk, maar er wordt aan gene zijde niet verblikt of verbloost verder.

En dan is het ineens zover. Mijn iPhone speelt de liedjes helemaal niet af in de juiste volgorde, na een uur regent het al harder dan ik ooit zou rennen en energiegel met bananensmaak is best smerig. En toch zou ik het zo weer doen. Het publiek, de zakjes water en sportdrank die je met je tanden open scheurt, het bekertje cola waarvan de inhoud overal behalve in je mond terecht komt en de muziekbandjes langs de kant van de weg. Je vliegt, de flow en ineens ben je incrowd.
En overigens, namens de incrowd: Je hoeft dus gewoon niet.

No comments:

Post a Comment